Fluxus

Kunstenaars van Fluxus brachten in de jaren zestig een combinatie van beeldende kunst, theater en muziek in het leven van alledag. Als 'Neo-Dada' stroming wilden zij kunst en maatschappij bij elkaar brengen en de kunstwereld op speelse wijze provoceren. 'Alles kan kunst zijn', was de stelling, professionele kunstbeoefening werd er dan ook mee op de hak genomen. Zij verzetten zich tegen de onderverdeling van kunst in 'hokjes' als muziek, dans, schilderkunst of poëzie.
Fluxus beoogde een wisselwerking tussen kunst en het dagelijks leven en bracht daarmee sociaal, maar ook politiek engagement in de kunst. Joseph Beuys stelde: 'De creativiteit van de mensen is het echte kapitaal. We moeten van de maatschappij een kunstwerk maken'.

Gedurende de jaren 1960 en 1970 organiseerde Fluxus wereldwijd openbare festivals en concerten waarin gewone, dagelijkse dingen werden gepresenteerd in een rituele context. Het werk moest realistisch en concreet zijn, maar door die context kon het publiek de gewone dingen anders ervaren, met nieuwe ogen kijken, anders luisteren.
Fluxus maakte sculpturen met onconventionele materialen. Fluxus-kunstenaars noemden zich nadrukkelijk artiesten en werden levende sculpturen. De Nederlandse Fluxus-artiest Willem de Ridder maakte 'proppenkunst' en hing schilderijen op waarvan de verf nog nat was, zodat het publiek ermee kon doorgaan. Fluxus ontwikkelde daarnaast mail art. Het blad Fluxus schreef over de nieuwste vormen van muziek, met name de ‘concrete’ muziek (gerealiseerd door natuurlijke geluidsbronnen).

In 1982 werd de performance 'Paper Piece' van Ben Patterson een klassiek Fluxus-werk dat overal ter wereld is uitgevoerd tot op de Japanse televisie toe in een zes-urige uitzending. Het was een heus opus, waarbij iedereen de uitvoerende kon zijn. Grote vellen papier waren het instrument en gingen door het publiek om te verscheuren, schudden, verkreukelen, ritselen, op te blazen tot een zak en laten knallen. In 1970 gaven museumbezoekers een korte impressie van dit concert:

Binnen Fluxus speelden performances een belangrijke rol. Het begrip 'performance' verwijst naar muzikale, beeldende of theatrale (fysieke) optredens, waarbij taal een ondergeschikte rol speelt. Bezoekers werden verrast door werken die zij niet hadden verwacht, zoals het in stukken slaan van een viool op een piano. Het geluid daarvan was het muziekstuk. De actie werd kort beschreven in de ‘compositie’ van het muziekstuk, wat zij ‘concrete muziek’ noemden. Dit soort optredens zijn te zien als een vervolg op de Dada-beweging (Fluxus werd ook Neo-Dada genoemd). In het verlengde hiervan ontstonden later de happenings en levende kunstwerken (van bijvoorbeeld Gilbert and George).
Fluxus was een groep waarvan de samenstelling voortdurend veranderde, de leden kwamen uit alle delen van de wereld. Fluxus was vooral een nieuwe houding tegenover kunst en cultuur, Fluxus wilde grenzen slopen. Voor de Fluxux-artiest moest de kunst zo vloeiend mogelijk zijn als het leven zelf.
Fluxus is uit verschillende disciplines voortgekomen: beeldende kunst (Joseph Beuys), muziek (John Cage), architectuur, literatuur en theater.

'Fluxus-kunst moet simpel, onderhoudend en ongecompliceerd zijn; het moet gaan over onbelangrijke zaken, geen speciale vaardigheden vereisen, oneindig vaak herhaald kunnen worden en geen commerciële of institutionele waarde hebben.' 
Zo omschreef George Maciunas in 1961 de uitgangspunten van Fluxus. Het past binnen geen enkel traditioneel kunsthistorisch kader; het is geen schilder- of beeldhouwkunst, geen muziek of theater, geen literatuur of film. Het woord 'Fluxus' betekent: voortdurend veranderend.    

De meeste Fluxus-kunstenaars behoorden tot de experimentele avant-garde en hadden heel diverse professionele achtergronden. Fluxus is ook meer een fenomeen en geesteshouding dan een coherente artistieke beweging. George Maciunas (1931-1978) was de coördinator van Fluxus, een wereldwijd collectief van kunstenaars, musici, ontwerpers. John Cage, John Lennon, Yoko Ono, Nam June Paik, George Brecht, Ben Patterson, Alison Knowles, Ben Vautier en Joseph Beuys hoorden bij de groep.

kunstenaars:

George Maciunas
Wim T Schippers 
Nam June Paik  
John Cage
Alan Kaprov 
Wolf Vostell
Joseph Beuys

Na het anarchistische Dadaïsme van de jaren '20 was Fluxus de nieuwe grensoverschrijdende kunstvorm: men wilde de 'vastgeroeste' classificaties in de kunstgeschiedenis veranderen met kunstvormen als festivals, performances, acties en events. Fluxus manifestaties ontstonden spontaan en hadden een heel divers karakter, van speels tot sarcastisch of zelfs schokkend. Uit de losse organisatie van de groep en hun voorliefde voor 'ongrijpbare' activiteiten blijkt hun verzet tegen de status van de kunstenaar ('iedereen is kunstenaar'). En tegen kunst die niet uit een ideaal ontstond maar gemaakt werd om verkocht te worden.

In verschillende landen organiseerden kunstenaars met behulp van de eerste multi media toepassingen theatrale provocaties en happening-achtige 'akties'.

Zo goot Wim T. Schippers in 1963 als kunstzinnige actie een flesje limonade leeg in de zee bij Petten. Schippers noemde zijn verwarring zaaiende activiteiten 'adynamisch': met zes personen een 'Mars door Amsterdam' houden en de vloer van een museumzaal met pindakaas, zout of glasscherven bedekken. In 1962 publiceerde hij het eerste (voorlopige) a-dynamische manifest waarin gepleit werd voor de 'waarachtige oninteressantie', de stijlloosheid, de 'slapte' en 'werken die bestaan bij de gratie van het nimmer uitvoerbaar zijn'.


Ideeënkunst moest de plaats innnemen van de in de jaren vijftig zo populaire expressie. Weg met Cobra, weg met de abstract-expressionisten à la Pollock, en ruim baan voor de 'saaiheid' van alledaagse materialen en voorwerpen. Naast Fluxus, keerde ook de nederlandse ‘Nulbeweging’ zich tegen het abstract expressionisme. 

In december 1963 lieten Wim T. Schippers en Willem de Ridder het Nederlandse publiek nader kennismaken met deze nieuwste ontwikkelingen in de kunst. De aflevering van de VARA- serie 'Signalement' - een maandelijks kunstprogramma-  riep door de ironie en vervreemding verbijsterde reacties op.



Fluxus haalde de kunst uit de ivoren toren van het museum; kunst moest speelser worden, aansluiting vinden bij het alledaagse leven en gebruik maken van alle materialen en disciplines: taal, theater, film, muziek, geluiden, het eigen lichaam: alles kon worden gebruikt in events. Later werd dit 'multidisciplinaire kunst', maar het doel was toen vooral onbekommerd entertainment.
 
kenmerken:
  • een combinatie van rituele acties of performances waarin alledaagse voorwerpen tot kunst verheven worden
  • speelse provocatie, handelingen zijn een inbreuk op heersende waarden en normen 
  • geen fundamentele boodschap maar gericht op een (grappige) 'ontregeling' - een weigering om het werk uit te leggen maar wel korte 'statements' of quotes
  • het gewone, het alledaagse is uitgangspunt, de context laat de toeschouwer die alledaagsheid anders ervaren, de context is belangrijker dan het kunstwerk dat vaak niet eens bestaat
  • soms met een sterk maatschappelijke en politiek engagement
Fluxus is tot op de dag van vandaag een inspiratie voor velen.

Bronnen:
Ben Vautier  -Ik zou graag een cactus willen zijn in de kont van de kunst