conceptuele kunst

Conceptuele kunst is geworteld in de ideeën van Marcel Duchamp, hij is de vader van het conceptualisme. Het komt voort uit Dada, en uit het minimalisme. Minimal Art probeerde al met minimale middelen het idee vorm te geven, in de conceptuele kunst ging men nog een stap verder door het kunstwerk zelf overbodig te verklaren. Conceptuele kunst is gebaseerd op de gedachte dat het denkproces dat aan een kunstwerk ten grondslag ligt, meer waarde heeft dan het kunstwerk zelf. Het kunstwerk wordt gezien als documentatie van het idee.
De uitvoering is slechts een bijkomstige eindfase van het echte scheppingsproces.
Deze kunstenaars willen ons denken meer prikkelen dan onze ogen of emoties.

Bruce Nauman: fontein
k u n s t e n a a r s:

Marcel Duchamp
Sol Lewitt
Joseph Kosuth
Joseph Beuys
Marcel Broodthaers
Jan Dibbets
Jenny Holzer
Bruce Naumann
Barbara Kruger
Lawrence Weiner
Piero Manzoni
Job Koelewijn
Ger van Elk



Vanaf 1967 gebruikte men het begrip conceptuele kunst om aan te geven dat het idee, het concept van een kunstwerk belangrijker was dan het werk zelf. Kunstwerken worden in toenemende mate “ontworpen” in plaats van “gemaakt”. Het idee is het belangrijkste, het visuele product komt op de tweede plaats.

Om aan deze ideeën uitdrukking te geven kiezen conceptuele kunstenaars nieuwe werkwijzen, hun werk bestaat uit foto's, documenten, (land)kaarten, film of video. Veel ideeën worden helemaal niet uitgevoerd, en zijn dus ook niet op tekening of foto te zien zijn. Echt conceptueel werkende kunstenaars schrijven hun ideeën alleen nog op, en beschouwen de (klad)tekst als een voltooid kunstwerk. Tekst wordt in de conceptuele kunst veel gebruikt.

Niet alle kunstenaars lieten het bij een kladpapiertje. Conceptuele kunst past bij de drang van de jaren zestig naar een totaal andere manier van presenteren, zoals ook bij Land Art, Arte Povera en performancekunst. In de periode 1965 tot 1975 bestond er een internationaal netwerk van conceptueel georiënteerde kunstenaars. Ook veel hedendaagse kunstenaars leggen zich meer toe op processen, sociale interactie en communicatie dan op een materiële uitwerking van hun ideeën en concepten. In die zin is hun werk verwant aan de conceptuele kunst uit de jaren zestig en zeventig.

kenmerken van conceptuele kunst

  • niet de gemaakte vormen of de materie, maar ideeën en bedoelingen staan centraal
  • het idee wordt overgebracht met schetsen, het gesproken of geschreven woord
  • tekst wordt veel gebruikt
  • de uitvoering is minder belangrijk, of overbodig
  • gebruik van onconventionele materialen en media


Bruce Nauman: the true artist helps the world by revealing mystic truths

Joseph Kosuth (1945)
Kosuth: one and three chairs 1965
In dit werk van Kosuth zien we een stoel, een foto van een stoel, en de definitie van het woord ‘stoel’ uit het woordenboek naast elkaar. One and three chairs is een driedelige presentatie: de stoel als object, als een foto en als een uitvergrote foto van het woordenboeklemma 'stoel'. De relatie tussen deze drie elementen is in feite het kunstwerk.
Kosuth legt ons een filosofische vraag voor: is de definitie van een stoel méér stoel dan een echte stoel of een foto ervan? In de ideeënleer van Plato kwam deze vraag ook al aan de orde. Plato meende dat de stoel en de foto ervan slechts een nabootsing zijn van het echte begrip (het ‘idee’ stoel).

In een van de dialogen van Plato vraagt iemand de filosoof wat we eigenlijk onder 'bed' (het bed, de bedden, bedden) moeten verstaan. Plato stelt:
”….dan krijgen we drie soorten bedden. Eerst het bed dat in de oerschepping (Plato's ideeënwerkelijkheid) bestaat, en dat wij wel Gods werk kunnen noemen. Vervolgens het bed, dat door de timmerman gemaakt wordt. En tenslotte het bed dat het werk is van de schilder. Hij is de nabootser van wat die andere twee ervan vervaardigden".
In de allegorie van de grot legt Plato zijn opvattingen uit over menselijke kennis in relatie tot de realiteit.

Bruce Nauman (1941)
Veel van het vroege werk van Bruce Nauman bestaat uit neonobjecten, met 'conceptuele' teksten, waarmee hij een idee, een gedachte vormgeeft. Met the true artist helps the world by revealing mystic thruths uit 1967 toont hij de maatschappelijke positie van de kunstenaar. Ook geeft hij in neonwerken commentaar op 'het mens zijn', de 'condition humaine'. Vaak gebruikt hij daarbij anagrammen (Rat Spit/Art Tips) of woorden met een tegengestelde emotionele betekenis als Fortitude (standvastigheid, vastberadenheid) tegenover Anger (woede). In een neonobject laat hij ze afwisselend oplichten en toont tegelijkertijd hoe ze verweven zijn.
Nauman speelt met taal (eat/death), in palindromen (raw-war), en woorden met dezelfde klank, maar een heel andere betekenis (violence/violin). Ook de vormgeving van de woorden (lettertype, cursief, onderkast, met of zonder schreef) draagt bij aan de inhoud van Naumans werk.

My work comes out of being frustrated about the human condition. And about how people refuse to understand other people. And about how people can be cruel to each other. It’s not that I think I can change that, but it’s such a frustrating part of human history”.

Midden jaren zestig kiest Nauman zijn eigen lichaam tot uitgangspunt, en ontstaan foto's als zelfportret als fontein, waarop hij een straaltje water uitspuwt. In 1967 begint hij performances op video vast te leggen, zoals Flesh to white to black to flesh, waarin hij zijn lijf eerst wit en vervolgens zwart schminkt, om zich daarna weer te reinigen. Op de Documenta IX in 1992 maakte Nauman grote indruk met een istallatie. Op zes monitoren en doorlopende videoprojecties op de wanden van een zaal presenteerde hij het kale, in razernij ronddraaiende hoofd van een man (Rinde Eckert) en diens onafgebroken, half klagende, half woedende geschreeuw: de man schreeuwt om hulp, om voedsel, en om hem pjjn te doen. 'Feed me/Eat me/Antropology', 'Help me/Hurt me/Sociology', 'Feed me, Help, Eat me, Hurt me...'.
Dit werk gaat een agressieve confrontatie aan met de beschouwer, die zich middenin de ruimte bevindt en door het formaat van de projecties overweldigd wordt.
Bruce Nauman - Anthro/Socio 1992

Joseph Beuys (1921-1986)

Het leven van Beuys wordt gemarkeerd door twee fasen, die allebei verband houden met een ernstige crisis. Duitsland was in oorlog, de jonge Beuys was radiotechnicus bij de Luftwaffe. In 1943 stortte zijn vliegtuig neer boven de Krim en raakte hij in coma. Hij werd gered door de Tartaren, die hem meenamen en verzorgden. Beuys was zeer ernstig gewond. De Tartaren behandelden hem met traditionele geneeswijzen, ze gebruikten o.a. vet en vilt, twee materialen die later een belangrijke rol zouden gaan spelen in het werk van Beuys. Ook maakt hij kennis met het sjamanisme, het natuurgeloof van deze groep nomaden. Door deze ervaring leerde Beuys de 'realiteit' van het irrationele en de intuïtie. Het maakte hem bewust van de eenzijdigheid van de logica.

Het centrale thema in zijn kunst was menselijke expressie. Twee denkbeelden stonden in zijn filosofie centraal: Enerzijds de opvatting 'Ieder mens is een kunstenaar', en anderzijds: 'Creativiteit is van levensbelang'. Hij formuleerde het zelf als volgt: 'Mijn objecten moeten begrepen worden als stimulansen voor de transformatie van het idee plastiek, van kunst in het algemeen. Ze moeten gedachten op gang brengen over wat plastiek kan zijn... over 'Sociale Plastiek', hoe we de wereld waarin we leven vormen: plastiek is een ontwikkelingsproces, ieder mens is een kunstenaar'.

Tot eind jaren '50 maakte Beuys hoofdzakelijk tekeningen, aquarellen en papiercollages. Steeds terugkerende thema's zijn de natuur, planten- en diermotieven. Het hert, de ree en de eland betekenen voor hem een verheven niveau van de dierenwereld. Zij symboliseren het magische aspect van het organische leven in zijn veelvormigheid. De dieren worden in zijn werk archetypen die gelijkenis vertonen met vroege rotstekeningen. De vrouwelijke gestalte -vaak maar met enkele summiere lijnen aangegeven- symboliseerde voor Beuys de vruchtbaarheid, het zich voortdurend vernieuwende leven.

Vanaf de jaren '60 maakte Beuys objecten en hield hij zich bezig met acties en performances.
Hij koos materialen als vilt, vet, was, honing, koper die betekenis in zich droegen. Daarmee wilde hij de chemische- en denkprocessen die aan het leven ten grondslag liggen, aanschouwelijk maken. Was en vet zorgen voor de warmtehuishouding, een bestaansvoorwaarde voor het menselijk organisme. Uit warmte komt geestelijke energie voort die leidt tot creatief handelen. Vilt en koper zijn isolatoren die warmte en energie kunnen vasthouden en opslaan.

Vilt betekende voor Beuys warmte, de zaklantaarn licht. Vet stond in gestolde toestand voor de rede en in gesmolten vorm voor het gevoel; in brede zin betekende het ook energie. Josef Beuys zag dat zulke materialen tot de verbeelding kunnen spreken, de fantasie prikkelen, en nieuwe energie geven.

Volgens Beuys is ieder mens een kunstenaar, en is het leven te beschouwen als een vormgevingsvraagstuk.
Iets als een kunstwerk vormgeven wil zeggen dat je rekening houdt met de feitelijke krachten en mogelijkheden die er aanwezig zijn; een beeldhouwer zal niet in het wilde weg gaan hakken. Daarnaast heb je je zintuigen nodig om de kwalitatieve effecten van wat je doet te kunnen waarnemen.    
Elk mens moet zijn vrijheid, zijn bestemming kunnen ontdekken. Vrije mensen kunnen door samenwerken structuren ontwikkelen die geen systeem worden, omdat systemen altijd onderdrukking en machtsuitoefening met zich mee brengen. Systemen onderdrukken respect, enthousiasme en humor.
Het vrijheidsconcept stond centraal: waar de mens vrij is, kan hij ook kunstenaar zijn.
kunst is de verschijningsvorm van vrijheid
‘Kunst is deel van het geheel van de samenleving, en dus ook medeverantwoordelijk voor die samenleving’. Beuys wees op de sociale, politieke en transcendentale mogelijkheden van kunst. Hij zag in kunst het enige gebied van waaruit een sociaal-helende werking kon uitgaan.

De performances van Beuys werden wereldberoemd. In 1965 liep Beuys, zijn hoofd bedekt met bladgoud en honing (heilige substanties), met een haas door een galerie in Düsseldorf. Zijn ene schoen had een zool van lood, zijn andere een zool van vilt. Zo liep hij al pratend drie uur lang door de galerie. Hij legde de haas uit wat de schilderijen en andere kunstwerken in de galerie betekenen. Beuys verwijst met deze rituele performance naar het rationalisme van de mens als een obstakel voor het begrijpen van kunst.

De objecten uit de jaren '70 zijn steeds meer een neerslag van de performances die Beuys heeft gehouden. Flessen, stukken hout, koperen buizen, vloeistoffen en poeders zijn als het ware een residu van zijn akties. Door de rationele, rituele manier waarop hij deze materialen in zijn environments gebruikte, werden ze uit hun alledaagse context gehaald en kregen ze een spirituele meerwaarde. Deze voorwerpen vormden voor Beuys een depot van denkassociaties en denkmaterialen waar hij voortdurend uit kon putten.

In de laatste fase van zijn leven hield Beuys zich voornamelijk bezig met akties, performances, lezingen en discussies om zijn ideeën uit te dragen. Met een schoolbord onder handbereik nodigde hij zijn toehoorders uit om hun begripskaders te verruimen, om vrij en creatief te denken en te handelen. Zijn doel was om een nieuw 'Gesamtkunstwerk' te creëren - een maatschappij met drie pijlers: op cultureel gebied vrijheid, op rechtskundig gebied democratie, en op economisch gebied socialisme: 'Der Freie Democratische Sozialismus'.

Sol LeWitt (1928-2007)

LeWitt vond een goed concept het belangrijkste. Toen hij eens nieuw werk moest exposeren voor een tentoonstelling, gaf hij telefonisch de werktekeningen door. Hij liet zijn werk soms door anderen uitvoeren. LeWitt beperkte zich tot het geven van een 'concept', de uitvoering hangt af van de uitvoerders en de gegeven situatie. Wordt hetzelfde plan een tweede keer uitgevoerd op een andere plek en door andere mensen, dan zal ook het resultaat anders zijn. LeWitt vergeleek zichzelf met een componist van wie de partituur door een orkest uitgevoerd wordt.

Jenny Holzer (1950)
Jenny Holzer werkt vooral met taal: statements die vaak een politieke of filosofische betekenis hebben. Ze liet haar Truisms op affiches, T-shirts, stickers en golfballen afdrukken om een groot publiek te bereiken. Teksten in beton, LED boards, in Neon, op elektronische lichtkranten, geprojecteerd op gevels en als reclames op televisie. Ook op internet onderstreept zij haar bedoelingen: de typografie van de webpagina's is nog banaler dan de letters die ze in lichtkranten en op affiches gebruikt. De toeschouwer wordt direct met haar teksten geconfronteerd: de woorden springen je tegemoet. Daarbij laat ze het publiek interfereren.

Select a truism:

 Abuse of power comes as no surprise.
 Raise boys and girls the same way.
 Protect me from what I want.
 Expiring for love is beautiful but stupid.
 Your oldest fears are the worst ones.

Barbara Kruger (1945)
Barbara Kruger werd in de jaren tachtig bekend met combinaties van foto's en tekst, die qua vorm op reclame lijken, maar de inhoud een kritische draai geven. Haar werk doet denken aan de covers en tijdschriften uit de jaren vijftig. Ze gebruikte op billboards en posters bestaande foto’s met een krachtig tekst, witte letters tegen een rode achtergrond.
Ook Barbara Kruger liet haar werk vooral zien in publieke ruimtes.

Job Koelewijn (1962)
Bij conceptuele kunst kan de vorming van het idee, de omgeving, maar ook de uitvoering allemaal onderdeel zijn van het kunstwerk. Zo staat ook de kunst van Job Koelewijn in de traditie van de conceptuele kunst. Maar zijn kunst biedt wel beleving, het kan bijzondere vormen aannemen. Op een Biënnale in Venetië liet Job
Koelewijn bij wijze van reinigingsritueel zijn in Spakenburgs kostuum geklede moeder en tantes het glazen tentoonstellingspaviljoen van Gerrit Rietveld blinkend schoon poetsen. Voor een andere expositie liet hij een groot gat in de muur van de galerie zagen, en omlijstte het uitzicht op de tuin van de buren.
Het werk dat hij maakt, varieert van foto's en films tot architectonische constructies, van kleine objecten tot ruimtevullende installaties. Zo bedekte hij de vloer van een zaal met spaghetti die onder de voeten van de bezoekers verkruimelde, op de wanden van een ruimte bracht hij zoetgeurend babypoeder aan. Koelewijn gebruikt veel tekst in zijn beeldende werk, vooral poëzie, en materialen die appelleren aan de tastzin, de reuk en het gehoor. Het is werk is beeldend en fantasierijk. Veel werk maakt hij voor tentoonstellingen en is tijdelijk van aard. De kunst van Job Koelewijn heeft dus zowel een conceptueel als een zintuiglijk karakter.