Arte Povera

Giovanni Anselmo is een van de oprichters van Arte Povera, een beweging die in Italië ontstond in het midden van de jaren 1960. Deze kunstenaars willen kunst maken waarin het kunstwerk -het object- direct verbonden is met het creatieve proces. Daarbij gebruiken zij niet-traditionele materialen, zoals gevonden voorwerpen, planten en andere organische stoffen.


Giovanni Anselmo -
Direzione 1967-70
gekristalliseerd gesteente, magnetisch kompas, glas

'... de wereld, dingen, het leven - wij zijn bronnen van energie, en het is noodzakelijk om deze bronnen open te houden en levend'.
In Direzione heeft Anselmo een klein kompas ingebed in een 'wig' van schist, een gelaagd gesteente. Het materiaal verwijst naar zwaartekracht en naar magnetisme, twee eigenschappen die ons helpen om ons te oriënteren in de fysieke wereld. De driehoekige stenen punt moet naar het noorden wijzen, een richting die is afgeleid van de natuurlijke wetten van het universum. Het werk lijkt zich voort te zetten buiten de grenzen van het zichtbare.

"Het werk gaat verder dan de grenzen van de ruimte, omdat magnetisme de bron is van oriëntatie in de fysieke wereld."

In 1967 ontstaat in Italië de Arte Povera (arme kunst), met kenmerken van het meer internationale Land Art en de conceptuele kunst. Een groep jonge kunstenaars stelt zich kritisch op ten opzichte van de consumptiemaatschappij en de sociale misstanden in het Italiaanse samenleving. Het groeide uit tot een invloedrijke stroming, ze sloot aan bij de tijdgeest waarin de opvattingen op het gebied van politiek, samenleving, milieu en cultuur ter discussie werden gesteld. Arte Povera heeft geen direct herkenbare stijl, het is een complexe kunstvorm die geen regels of beperkingen kent. Conceptuele kunst, minimal art, land art en arte povera lopen naast en door elkaar. Een levende kunst, waarin de beschouwer met al zijn zintuigen wordt aangesproken.

De kunstcriticus Germano Celant voert het woord voor deze groep: met het woord ‘povera’ wordt zuiver, direct, bedoeld, vanuit utopische levenshouding, gericht op een nieuwe, eerlijker samenleving. Een nieuwe kunst die op een directe manier contact maakt met de toeschouwer. Zij gebruiken materialen die vrij zijn van traditionele symboliek of verwijzingen. De grenzen van de kunst werden verlegd. Het gebruik van materialen werd uitgebreid, net als de aard en definitie van kunst zelf. In een periode van economische voorspoed en een vercommercialiseerde kunstwereld onderzochten ze de rol van kunst in de maatschappij. Want Arte Povera maakte zintuiglijke, gepassioneerde kunst, en geen handelswaar. Deze kunstenaars wilden het onderscheid tussen kunst en werkelijkheid zoveel mogelijk opheffen. Kunst is het leven en het leven is kunst. In tegenstelling tot de strakke vormen van Minimal Art, hadden de creaties van de Arte Povera vaak een grillig karakter, zoals het leven zelf. Ze wilden zich weer ‘laten voeden door dromen over het verleden’ en herkende zich in Josef Beuys, die op zoek was naar de ‘vergeten’ cultuur van Europa.

kunstenaars:

Mario Merz
Guiseppe Penone
Jannis Kounellis
Luciano Fabro
Michelangelo Pistoletto
Wolfgang Laib

Giovanni Anselmo

kenmerken:

• experimenteren heeft een eigen waarde; het atelier is een laboratorium waar gewerkt wordt met openheid naar het materiaal en het proces
• het proces dat aan het werk voorafgaat of erop volgt krijgt nadruk
• natuurlijke processen en de omgeving maken deel uit van het werk
• ongewone materialen, vaak uit de natuur
• het werk komt voort uit persoonlijke ervaringen
• vaak is het werk speciaal voor een locatie gemaakt
• de kunstwerken kunnen van tijdelijke aard zijn

Michelangelo Pistoletti - Venus van de vodden

Michelangelo Pistoletto (1933) plaatste een klassieke Venus, cultuursymbool, in een berg lompen (1967). Pistoletto 'kopieerde' het beroemde beeld van de godin van de liefde, de ‘Venus van Milo’, maar maakte haar niet van marmer maar van isolatieschuim. Hij gaf haar weer armen, en zij heeft de peplos die ze oorspronkelijk droeg in haar hand. Haar gezicht is verstopt in de kleurrijke berg vodden.

‘hoe armoediger het materiaal, des te sterker de emoties die het kunstwerk teweegbrengt’.

Arte Povera-materiaal moest zo ‘elementair’ mogelijk zijn en werd zo weinig mogelijk bewerkt.
Vandaar de naam ‘arme kunst’, zoals ook arme mensen met afval van dag tot dag overleven.

In de geest van Arte Povera streven nog steeds veel kunstenaars een directe band met het dagelijks leven na. Zij werken met natuurlijke materialen waar je meestal achteloos aan voorbij gaat, zoals water, glas, zand, gras, touw of stof. Alledaagse materialen moeten ons met nieuwe ogen naar de werkelijkheid leren kijken. Schoonheid ligt voor het oprapen. Soms heeft hun werk een installatieachtig of procesmatig karakter. Modder, twijgjes, bijenwas, stuifmeel, vodden, papier, vilt, lood en cement worden gebruikt om natuur en cultuur samen te brengen. Daarin voelen zij energie, de oerkracht van de natuur.
‘Elk jaar wordt hij herboren en bergt hij de herinnering aan zijn boom-zijn in zichzelf op’, schrijft Penone.
Deze verborgen herinnering legt hij bloot.

Giuseppe Penone (1947) maakt beelden en installaties van natuurlijke materialen zoals steen, hout, klei en delen van planten. Het werk gaat steeds over de relatie van de mens (het menselijk lichaam) tot de natuur (aarde). Zijn beelden worden ook in brons gegoten of als keramische objecten getoond.

Bij de Alberi (bomen) haalt Penone uit een stam de levensvorm van de boom weer tevoorschijn. Door jaarringen weg te schillen en de knoesten te volgen, komt de vorm die de boom op een bepaald moment van zijn leven bezat opnieuw naar voren. In iedere gerooide stam of balk gaan in feite tal van bomen schuil. 

Het werk Elevatione bestaat uit een bronzen boomstam die omringd wordt door vijf levende bomen. Het is een bronzen afgietsel op ware grootte van een volwassen boomstam, negen meter hoog. De top ontbreekt; de nadruk valt op de voet en de aanhechting van de wortels. De boom wordt omhoog getild door vijf stutten zodat hij in de lucht lijkt te hangen.
Giuseppe Penone Elevatione 1947 Rotterdam 

De laatste jaren werkt Penone ook met marmer. Zoals hij de verborgen levensstructuur in houten balken ontbloot, zo maakt hij ook de donkere aderen in het marmer zichtbaar door de witte steen eromheen weg te hakken. Het is dan alsof het koude marmer een organisch innerlijk bezit, met de grillige zwarte aderen als de levensaderen van de steen. Penone brengt de dode materie weer tot leven. De grillige structuren die zich losmaken uit de steen vertonen veel overeenkomst met takken die in hun groei zijn verstrengeld of met de anatomie van pezen en spieren.

Mario Merz (1925-2003) maakte iglo’s. Hij gebruikte contrasterende materialen als leisteen, was en jute in combinatie met glas, keramiek en neonlicht. Een iglo is een oerwoning, van nomaden die door de wereld zwerven. Afhankelijk van het weer en overlevingsmogelijkheden leven zij in overeenstemming met de natuur. Het verwijst naar tijden waarin de mens en de natuur in harmonie met elkaar leefden.
´Igloo Nero´ bestond in 1979 nog alleen uit een frame van buizen in de vorm van een halve bol, overdekt met zwart dakleer. In ´handgeschreven´ letters van blauw neon staat op het dakleer "luoghi senza strada" (plaatsen zonder straat). In 1994 breidt Merz deze iglo uit. Hij plaatst er een groter buizenframe overheen waaraan stukken leisteen zijn vastgezet.

Het centrale thema in Merz´ oeuvre is de relatie tussen natuur en cultuur. Met name processen van groei en ontwikkeling interesseren Merz. De uitbreiding van ´Igloo Nero´ past binnen deze interesse: ook een kunstwerk kan zich ontwikkelen en groeien. Met de toevoeging breidt Merz ook het aantal contrasten uit. De donkere vorm van de binnenste iglo contrasteert met het neonlicht. De neontekst doen denken aan stedelijke cultuur, hun betekenis duidt op onontgonnen plekken. De binnenste iglo is gemaakt van industriële materialen en heeft een gesloten vorm, het toegevoegde deel bevat natuurlijk materiaal en heeft een open karakter.
Merz werkt bij voorkeur met zulke oervormen. Een ander terugkerend motief in zijn werk is de getallenreeks van Fibonacci, waarin het groeiprincipe van planten tot uitdrukking komt. Ook de spiraal is een veel gebruikt motief. Voor Merz is het een eindeloos uitdijende vorm die groei symboliseert. De iglo is ook verwant aan de spiraalvorm en de reeks van Fibonacci: vanuit de top dijt hij volgens een bepaald systeem steeds verder uit.

De uitgangspunten van Arte Povera hebben de kunst tot op heden beïnvloedt. Kunstenaars willen ons alledaagse dingen of ervaringen op een nieuwe manier laten zien. Zij proberen ons met nieuwe ogen te laten kijken naar de natuur en onze cultuur. We krijgen de opdracht om zelf te onderzoeken en na te voelen wat de betekenis van het werk zou kunnen zijn.

Wolfgang Laib (1950) verzamelt stuifmeel (een tijdrovend karwei) van planten en bomen. De vormen die hij kiest zijn heel eenvoudig, hij laat de materialen voor zichzelf spreken. Laib wil met zijn werk de bezoeker niet alleen een visueel genot schenken, maar ook een spirituele ervaring laten ondergaan. Zijn werken hebben in al hun kwetsbaarheid iets tijdloos en eeuwigs. Zijn oeuvre heeft een cyclisch karakter: ieder type werk wordt steeds opnieuw gemaakt, maar de kring van werken breidt zich uit.